In dit practicum ligt de nadruk op de tweede en de derde onderzoekscompetentie:
Deze onderzoeksopdracht is de grootste onderzoeksopdracht uit het practicum wiskunde. Het is de bedoeling dat de leerlingen een echt wiskundig onderzoek uitvoeren, en hun bevindigen rapporteren in een verslag of werkstuk, zie Practicum 7. In de beschrijving van de opdracht krijgen de leerlingen enkele vragen die hen kunnen helpen om het onderwerp te onderzoeken. Hierbij is het noodzakelijk om alle verworven competenties uit de vorige practica te bundelen. Dat aan de leerlingen niet gevraagd wordt een eigen onderzoeksvraag te stellen of hun domein vooraf af te bakenen, werd gemotiveerd in Practicum 9.
In dit practicum werken de leerlingen in groepen van drie tot vier. Om het denkwerk te verrichten beschikken ze best over een aantal lesuren verspreid over een week. Daarna krijgen ze nog voldoende tijd om het verslag af te werken. Wellicht zal het nodig zijn om je gedurende die tijd nog enkele keren met hun groep samen te komen. Daarna volgt er een verdediging. Tijdens een les komt elke groep beurtelings bij de leerkracht (ongeveer 10 minuten). Groepen die niet aan de beurt zijn werken verder aan opgegeven oefeningen. Tijdens zo'n verdediging hoeft geen confrontatie plaats te vinden met andere standpunten: voor de pool wiskunde is dat, gezien aard van de discipline, niet (steeds) haalbaar (zie Practicum 9).